Tijdens de Olympische maar ook de Jeugd Olympische Spelen worden heel wat symbolen gebruikt. De vlag met de Olympische ringen, het traditioneel aansteken van de Olympische fakkel en de Olympische vlam zijn drie van de meest emblematische Olympische evenementen.
Enkele maanden voor de moderne Olympische spelen van start gaan, wordt in de ruïnes van het oude Olympia de Olympische vlam aangestoken. In deze plechtige ceremonie, uitgevoerd door elf vrouwen, worden de stralen van de zon opgevangen in een parabolische spiegel, waardoor de toorts gaat branden.
Vanuit Olympia wordt de vlam door middel van een estafetteloop getransporteerd naar de stad waar de spelen zullen plaatsvinden, veelal door lopers, maar soms worden ook minder conventionele vervoermiddelen gebruikt. In 2000 bijvoorbeeld werd de vlam onder water vervoerd door duikers.
Tijdens de openingsceremonie komt de vlam aan in het Olympische stadion en pas na de spelen wordt ze gedoofd.
Eerste olympisch vuur Amsterdam
Het olympisch vuur brandde voor het eerst in 1928 in Amsterdam. De traditie van de fakkelloop ontstond 2 olympiades later in 1936 in Berlijn.