Op de dag waarop in 1896 de eerste moderne Olympische Spelen van start gingen, namelijk 6 april, vierden we de Internationale Dag van Sport voor Ontwikkeling en Vrede (International Day of Sport for Development and Peace). Hoe kan sport bijdragen tot een betere wereld? We vroegen het aan topatlete Evi Van Acker.
“Sport, da’s een universele taal”, vindt zeilster Evi Van Acker. “Een taal die wordt gesproken van Canada tot Nieuw-Zeeland, die wordt begrepen door kleuters, senioren en iedereen daartussen, mannen én vrouwen, straatarm of onmetelijk rijk. Sport vertelt uitzonderlijke verhalen van gewone mensen die met een streepje talent maar vooral veel doorzettingsvermogen tot uitzonderlijke prestaties in staat zijn. Zodra het laatste fluitsignaal is gegeven of het wereldrecord gebroken, ontstaan helden die ons inspireren hetzelfde te doen. En of het nu in een olympisch stadion gebeurt of gewoon op het buurtpleintje om de hoek: een heroïsch sportmoment, daar spreken we nog jaren over!”
Ook IOC-voorzitter Thomas Bach gelooft rotsvast in sport als hefboom voor een betere samenleving: “Sport is de beste factor om mensen te integreren, maakt niet uit welk ras, welke sociale klasse of welke politieke achtergrond. Sport bouwt altijd bruggen, nooit muren.”
In 2014 ondertekenden Ban Ki-Moon, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties en Thomas Bach een protocolakkoord tussen beide organisaties dat stelt dat sport als instrument voor vrede en ontwikkeling gebruikt zal worden.
“Sport is een universeel gevoel”, besluit Evi Van Acker. “Een bindmiddel tussen onbekenden, een grondlegger voor wederzijds respect en fair play, een katalysator voor een gezond bestaan. Sport, da’s leven!”