Team Belgium organiseert elk jaar in november een stage voor atleten uit de zomersporten. Tia Hellebaut, olympisch kampioene hoogspringen in 2008 in Peking, nam als atlete deel aan de Team Belgium-stage en nu ook als coach. We vroegen haar wat het nut is van zo’n stage.
Voor Tia Hellebaut dienen de Team Belgium-stages in de eerste plaats als inspiratiebron voor de atleten. “Wat ik vooral heel belangrijk vond, is dat ik toen ik voor de eerste keer naar de olympische stage voor volwassenen mocht, bijvoorbeeld Ulla Werbrouck, Harry Van Barneveld en al die grote helden in het echt kon zien — de mensen naar wie ik als heel jong meisje keek tijdens de Spelen. En hen dan in het echt zien, dat geeft enorm veel inspiratie. We dromen allemaal van de Spelen, en als jonge atleet op stage mogen gaan met olympische helden, dat is iets essentieels om te kunnen meemaken.”
Naast dat inspirerende aspect zijn de stages ook ideaal om het komende seizoen voor te bereiden. “Je hebt de mogelijkheid om je perfect voor te bereiden, of om een extra stage toe te voegen ter voorbereiding op je seizoen. Het is dus zeker een meerwaarde.” Een extra troef is de aanwezigheid van atleten uit andere sporten: “Je ziet andere mensen trainen. Je ziet hun specifieke trainingen, hun problemen, hun mentale uitdagingen. Je hebt niet dat gevoel van: ‘ik ben de enige ter wereld die vandaag moet trainen’. Nee, hier zijn we één team, en we mikken allemaal op Los Angeles 2028. We hebben een gemeenschappelijk doel, en dat is heel belangrijk.”
Tia Hellebaut heeft de stages zowel als atlete als als coach meegemaakt. En hoewel de inhoud evolueert, blijft de basis dezelfde. “De technologie gaat natuurlijk vooruit, dus sommige dingen zijn veranderd. Maar ik merk dat de meeste atleten nog altijd dezelfde energie hebben: ‘ik maak deel uit van de olympische beweging’. En ik denk dat dat, vergeleken met mijn tijd, niet veranderd is. Als ik de jonge atleten hier een presentatie zie volgen over Los Angeles 2028 — wauw, fantastisch, dat is waar we naartoe werken. In dat opzicht is het exact hetzelfde.”
Die vergelijking maakt ze ook graag met de medische staf, die vandaag veel uitgebreider is. Maar de essentie blijft: elkaar leren kennen, zowel tussen atleten onderling als met de staff van het BOIC. “Het is heel belangrijk dat de mensen van het BOIC de atleten leren kennen, en omgekeerd. Het is cruciaal dat atleten, wanneer ze op de Spelen aankomen — met alle emoties die daarbij komen — al enkele vaste referentiepunten hebben. ‘Ah, ik ken die kinesist, of die persoon van het BOIC, of dat lid van de staf.’ Weten dat je op hen kan rekenen. Geen schroom hebben om vragen te stellen. Die zekerheid is essentieel voor een atleet.”
